In een tijd die wordt gekenmerkt door snelheid en ongeduld, komt het schoonrijden als oer-Hollandse volkssport onvermijdelijk in het gedrang. In Nederland proberen zo’n 450 liefhebbers met man en macht het sierlijk zwaaien en zwieren in stand te houden. Volhouders tegen beter weten in? De toekomst zal het leren. Voorlopig is ons land nog niet af van de gracieuze schaatsdiscipline. Dat is vooral te danken aan rasliefhebbers als Lenie en Henk Wagenaar. Bepaald niet piepjong — Henk Wagenaar is 75 jaar; zijn vrouw Lenie volgt hem met 73 jaar op de voet — werpen de twee zich al jarenlang op als onvervalste ambassadeurs van het schoonrijden.
Ondanks een zware beenblessure (zij) en twee hartoperaties én een pacemaker (hij) is het echtpaar Wagenaar in het winterseizoen nog wekelijks met hun geliefde sport bezig. Ze geven les op de Alkmaarse kunstijsbaan en treden op als juryleden tijdens wedstrijden. Natuurlijk zien ook zij dat het peleton volhouders angstaanjagend vergrijst. Toch houden de Wagenaars de moed er in: “De belangstelling is golvend. Tot het midden van de jaren zestig waren er duizenden schoonrijders die aan wedstrijden meededen. Vooral de strenge winter van 1963 werkte als een magneet. Met de komst van Ard en Keessie is de narigheid begonnen. Ineens wilde iedereen hardrijden. Toch moeten we met zijn allen ons best doen om het schoonrijden te laten voortbestaan. Het is tenslotte een stukje sportieve cultuur. Als het over is komt het nooit meer terug. Daar moet je toch niet aan denken?”
Plakboeken
Natuurlijk is vooral het schoonrijden gebaat bij een strenge winter. Op natuurijs komt het nostalgische karakter van de sport immers het best tot zijn recht. In een decor van vastgevroren schepen, krakend riet en werkloze molens spreken de sierlijk bewegende schaatsers heel wat meer tot de verbeelding dan op de bevroren vloer van een sober ingerichte kunstijsbaan. Maar aangezien de vorst ons land regelmatig letterlijk links laat liggen, zijn ook de schoonrijders te vaak aangewezen op geheel of half overdekte banen aan de rand van een stad. In het verleden was het simpel: als het vroor gingen de mensen schaatsen. Vroor het niet, dan deden ze wat anders.
In de prachtige plakboeken van het echtpaar Wagenaar komt de grilligheid van de weergoden goed tot uitdrukking. Krantenknipsels uit de jaren vijftig worden zomaar gevolgd door artikelen handelend over de barre winter van 1963. Simpelweg omdat het water in de tussenliggende periode vloeibaar bleef. De indrukwekkende terugblik op bijna een eeuw schoonrijden (in 1880 vonden de eerste wedstrijden plaats) begint met een vergeeld krantenbericht uit 1916 waarin de vader van Henk Wagenaar ter sprake komt.
De pas 11-jarige Klaas liet als toeschouwer tijdens schoonrijwedstrijden in het Noordhollandse Stompetoren zien dat het zwaaien en zwieren hem niet slecht afging. Een deelneemster — mevrouw Metselaar-Kaan — nodigde de tiener uit gezamenlijk een baantje te rijden. In prachtige vooroorlogs Nederlands (de tweede wereldoorlog welteverstaan; de eerste was in volle gang) maakte de journalist melding van het onverwachte optreden van de jongeman uit Oterleek. ‘De dame verwonderde zich zóó over het mooie rijden van het ventje dat ze hem gaarne een paar Hoekstra-schaatsen gunde, waarvoor ze alvast eenig geld in zijn beursje liet glijden!’
Niet meer te koop
Bijna negentig jaar later kan je nog zoveel euro’s in iemands beursje laten glijden; een paar Hoekstra’s zijn niet meer te koop. Buiten de vergrijzing van het peleton schoonrijders is het bemachtigen van de specifieke schoonrijschaatsen vandaag de dag een groot probleem. Door het tanende aantal schoonrijders zagen de fabrikanten van de speciale schaatsen geen brood meer in de productie. Naast de eerder genoemde firmanaam Hoekstra hielden in de loop der jaren ook Pel, Ruiter en Stam het voor gezien. Vandaar dat Henk Wagenaar al decennia lang zijn uiterste best doet om in onbruik geraakte originele schaatsen in handen te krijgen. “Ik betaal altijd een goede prijs voor een vergeten paar ergens op een zolder“, meldt hij. Heel wat schaatsloze schoonrijders werden op die manier voorzien van nieuw materiaal.
Tot voor kort zorgde Willem Wielaard uit Apeldoorn voor nieuw materiaal. De verwoede schoonrijder annex ijzerwerker is inmiddels echter op een leeftijd gekomen dat het maken van een verse voorraad ijzers er niet meer in zit. “Wielaard maakte zijn schaatsen van keihard verenstaal van luxe auto’s“, weet kenner Henk Wagenaar. “Maar ook die braken wel eens.” Wagenaar herinnert zich een akelig moment tijdens de feestelijke openstelling van de ijshal in Alkmaar waar hij deelnam aan een demonstratie schoonrijden. Juist op het moment dat hij — in Westfriese klederdracht — de baan op wilde stappen brak de punt van zijn schaats af. Een afknapper in de ruimste betekenis van het woord.
De ‘schoonrijders’ hebben net als de hardrijschaatsen een rechthoekig slijpprofiel. Het ijzer is echter aanzienlijk breder waardoor de schaats minder in het ijs drukt. Toch zijn de overeenkomsten met noren groot. Op beide ijzers wordt zowel op de binnen- als op de buitenkant gereden. Vandaar dat schoonrijden zo’n goede basis vormt voor het hardrijden. “Als je het schoonrijden beheerst, kun je zo overstappen op klapschaatsen“, zegt Lenie Wagenaar, die in haar carrière liefst vier maal nationaal kampioen werd.
In februari 1985 raakte Lenie geblesseerd aan haar linkerbeen. Een afgeknelde zenuw zorgde voor zoveel problemen dat het rijden van wedstrijden definitief tot het verleden behoorde. Tot verbijstering van haar neuroloog bond ze datzelfde jaar de schaatsen toch weer onder. Niet om er titels mee te veroveren, maar om als leraar anderen de beginselen bij te brengen of de techniek te vervolmaken. En natuurlijk omdat ze het eenvoudigweg niet kon laten. In 1995 zette Henk Wagenaar een punt achter het wedstrijdschaatsen. Toch is ook hij tot op de dag van vandaag regelmatig op het ijs te vinden. “Ik rijd nu op de computer“, refereert de 75-jarige aan de pacemaker die zijn bloedsomloop een handje helpt.
Op donderdagmiddag 8 januari traden Lenie en Henk Wagenaar op als juryleden tijdens de gewestelijke kampioenschappen Noord-Holland/Utrecht in ijstempel De Meent in Alkmaar. Terwijl de regen op de overkapping sloeg zwierden de dames en heren uiterst geconcentreerd over de volle breedte van het rechte eind. Zachte walsmuziek klonk uit de geluidsinstallatie. Elke oefening werd besloten met een beleefde knik richting jury. Boven in het restaurant wachtte de jeugd ongeduldig tot de baan vrij kwam. Klapschaatsen staken uit rugzakken. Geobsedeerd kijkend naar het minischerm van hun mobiele telefoontjes ging de gratie op het ijs compleet aan de tieners voorbij. Het schoonrijden leeft nog. Maar voor jeugdige aanwas zullen we minimaal een generatie moeten wachten.
Fotobijschrift: De inmiddels oud-voorzitter Wim Zeekant (midden) zette Lenie en Henk Wagenaar als preses van het gewest Noord-Holland/Utrecht in het zonnetje voor hun verdienste voor de schaatssport.
Bron: KNSB SchaatsSport Magazine nr. 6 – 2004
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.