De eerste schoonrijwedstrijd van het seizoen staat op het punt te beginnen. De paren staan achter elkaar opgesteld op de schaatsbaan van De Uithof in Den Haag en houden elkaars handen vast alsof ze opkomen bij een ballroomwedstrijd. De walsmuziek gaat aan, de gezichten gaan in de plooi, en dan zegt de starter “ga maar”. Traag schaatsen ze van links naar rechts over de baan, maken een buiging als ze weer bij het begin zijn. “Corry, blij kijken!”, roept Annemarie Zandbergen – Eveleens (72), voorzitter van de Landelijke Vereniging van Schoonrijders, die langs de zijlijn de deelnemers aanmoedigt. “Heerlijk Piet, toppie!”
Sommige paren hebben hun kleding op elkaar afgestemd. Gerard Robijn (72) en zijn partner dragen allebei een blauwe trui met een groene sjaal. Het valt daardoor minder op als je niet helemaal synchroon rijdt, zegt hij. Niet dat hij verwacht te winnen. Hij is geen “Tarzan” meer. En tijdens de solowedstrijd maakt hij al helemaal geen kans, denkt hij. De gedoodverfde winnaar is Henk Wartenhorst, die de laatste achttien jaar Nederlands kampioen werd. Wartenhorst hoopt “voor de sport” dat vandaag iemand anders wint, zegt hij. Johan Westerbeek bijvoorbeeld, de eeuwige nummer twee.
Schoonrijders moeten “flair hebben, plezier uitstralen”, legt ze uit. Al kijken de juryleden vooral naar de techniek van de deelnemers. Ze moeten op de buitenkant van de schaats glijden en de slag mooi afmaken, net als de langebaanschaatsers. Een verschil met hardrijders is dat schoonrijders rechtop schaatsen in plaats van vooroverbuigen, zegt Zandbergen – Eveleens. “De sport ontstond voor 1800 toen dames nog korsetten droegen en niet konden bukken. Door rechtop te staan konden ze in hun zondagse pak over het ijs zwieren.”