Je hebt ereprijzen en je hebt ereprijzen. In het schaatsen zijn het veelal medailles, al kreeg Jaap Eden toen hij in 1893 op het Museumplein in Amsterdam wereldkampioen werd een bijzondere trofee, geschonken door de Amsterdamsche IJsclub.
Ook in het schoonrijden was het lang traditie om fraaie wisselbekers aan de winnaars van de nationale titels beschikbaar te stellen. Petrus Wernink, zelf geen onverdienstelijk schoonrijder, gaf hiertoe op de jaarvergadering van de Bond in 1915 de aanzet. Uit erkentelijkheid “voor het genoegen dat het schoonrijden hem had geboden”, stelde hij een zilveren wisselprijs ter beschikking, de zogenoemde ‘Leidsche Beker’, voor de Nederlandse kampioenschappen heren.
Mejuffrouw C.P.E.M. Couvée uit Utrecht meende dat haar seksegenoten niet achtergesteld mochten worden en bood op de volgende algemene jaarvergadering de ‘Elf Provinciën Prijs’ aan, die als wisselbeker voor de Nederlandse dameskampioenschappen dienst zou doen.
Bezit
Het Nederlands kampioenschap moest driemaal achter elkaar of vier keer in totaal worden behaald om definitief bezitster van de ‘Elf Provinciën Prijs’ te worden. Voor de ‘Leidsche Beker’ gold een ander reglement. Die zou in 1928 definitief in het bezit komen van diegene die in dat jaar Nederlands kampioen werd. Dat werd Evert Lautenbach. Met vier nationale titels op rij en zeven in de periode 1906-1933 had de Rotterdammer er ook het meeste recht op.
In het jaar dat de schaatsbond veertig jaar bestond (1922), werd de ‘Elf Provinciën Prijs’ het eigendom van Trien de Boer-Blaauboer. Al op 28 november 1921 werd zij in Arnhem gekroond tot de nieuwe Nederlandse kampioene van het seizoen 1921-1922. Zij had de titel daarmee driemaal op rij gewonnen (1918, 1919 en 1922).
Nieuwe prijs
Het dagelijks bestuur van de Bond besloot daarop een nieuwe prijs voor het schoonrijden voor dames beschikbaar te stellen in de vorm van een zilveren bloemenbokaal, onder de naam ‘Jubileum-prijs’. Deze prijs, verreweg de mooiste die de afgelopen eeuw beschikbaar is gesteld, kreeg een levensduur mee van tien jaar en zou definitief in het bezit komen van diegene die de ‘Bloemenbokaal’ in het jaar dat de schaatsbond vijftig jaar zou bestaan (1932), veroverde.
De Bloemenbokaal werd uiteindelijk in het seizoen 1932-1933 bij het NK in Groningen eigendom van Trien de Boer-Blaauboer. Ze stelde hem echter opnieuw ter beschikking. En daardoor verhuisde de ‘Bloemenbokaal’ in 1940 naar Elisabeth Schoorl-Keetman, die in Groningen de titel voor de neus van Maria Stuurman van Vliet en Trien Blaauboer wegkaapte.

Toos Brinkmeyer-Koelemey met de bloemenbokaal.
Vijftien jaar later (1955) kwam de Bloemenbokaal definitief in handen van Toos Brinkmeyer-Koelemey, die drie maal achtereen Nederlands kampioene werd (1948, 1954 en 1955). De schaatsbond verzocht Toos Brinkmeyer-Koelemey, die ook in 1956 de nationale titel schoonrijden veroverde, de Bloemenbokaal wederom beschikbaar te stellen. Deze voelde daar echter niets voor, en toonde hem tijdens het 50-jarige bestaan van de LVS trots aan de fotograaf.
Staartje
Het einde van de Bloemenbokaal als ereprijs kreeg in 1963 tijdens de prijsuitreiking van het NK schoonrijden in Zenderen nog een staartje. De KNSB had namelijk geen nieuwe ‘ereprijs’ voor handen voor de dames. Daardoor ontstond bij de prijsuitreiking een pijnlijke situatie. De voorzitter van de KNSB, Henk Wesselo, kon namelijk aan de winnaar bij de heren, Dirk Visser, een enorme beker van bijna een halve meter hoog uitreiken, terwijl Riet Rommelaar-Timmerman, winnares bij de dames, met een ‘lilliput-bekertje’ werd opgescheept.
Dat lilliput-bekertje dankte de kampioene nog aan het initiatief van wedstrijdleidster, mevrouw A.A. Westenberg-De Zwaan uit Almelo. Zij had de KNSB meerdere malen verzocht stappen te ondernemen om voor een nieuwe prijs te zorgen. Omdat ze echter geen toezegging kreeg, nam ze het zekere voor het onzekere en kocht zelf een bekertje, “om ieder geval iets te hebben”, zoals ze na de prijsuitreiking aan een verslaggever liet weten. En dat was maar goed ook, want het bekertje bleek echt nodig te zijn.
Waar de ‘Bloemenbokaal’ nu is? Niemand die het weet. Misschien meegegaan in het graf met de inmiddels overleden Toos Brinkmeyer-Koelemey, want die was er apetrots op.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.